|
||||||||
De naam van bassist Felipe Cabrera mag dan misschien niet bij iedereen vlot op de lippen liggen, de in Frankrijk verblijvende Cubaan behoort nochtans tot de absolute top in de hedendaagse jazz. Felipe is in 1961 geboren en dus een kind van de revolutie en het hoeft dan ook niet te verwonderen dat hij al heel jong voor de jazz koos als expressievorm. Hij begon al op z’n achtste muziek te spelen, een opleiding die alles samen achttien jaar zou duren en waarin hij de laatste vijf jaar ook als fagottist actief was in het Cuban National Symphony Orchestra. In die tijd maakte hij kennis met grote sterren uit de Cubaanse muziek, zoals Pablo Milanes en Sylvio Rodriguez, op wier platen uit de jaren ’80 hij met z’n fagot te horen is. De belangrijkste ontmoeting was echter die met Orlando “Cachaito” Lopez, de bassist die we later nog zouden tegenkomen in de Buena Vista Social Club: Felipe geraakte zodanig onder de indruk van die man en zijn groot instrument, dat hij, terwijl hij nog als fagottist actief was en vooral klassieke muziek speelde, zichzelf contrabas leerde spelen. Die drang naar verbreding van zijn panorama zou hem in de vroege jaren ’80 naar Praag brengen, waar hij verder zou studeren, ware het niet dat ene Gonzalo Rubalcaba hem verzocht in Cuba te blijven en deel te gaan uitmaken van zijn Grupo Proyecto, dat later wereldberoemd zou worden als “Cuarteto Cubano”. Felipe stemde toe en bleef veertien jaar bij Rubalcaba: in die tijd nam hij een achttal platen op met het ensemble en speelde hij samen met onder anderen Dizzy Gillespie , George Benson, Wynton Marsalis en Charlie Haden. In 1998 begon Felipe aan zijn solocarrière en, net nadat hij zijn eerste plaat had uitgebracht, verhuisde hij naar Frankrijk, waar hij nu nog woont en van waaruit hij ons verblijdt met deze vierde plaat onder eigen naam. Daarop wordt hij bijgestaan door mensen met wie hij al ruim vijftien jaar samenspeelt: Leonardo Montana op piano,Irving Acao op tenor sax en Lukmil Perez op drums. Wat we op deze nieuwe plaat horen, is, veel meer nog dan de bassist die we stilaan kennen, de componist achter die bassist. Felipe beschrijft in een dozijn tracks de verschillende etappes van zijn leven: hoe de klassieke muziek hem beïnvloedde, hoe hij in de “echte” jazz terecht kwam en op welke manier hij de omwentelingen in zijn eigen Cuba en zijn nieuwe vaderland Frankrijk beleefde en hij toch de banden met zijn Cubaanse origine en de daarbij horende muziek -vaak met folkinvloeden- probeert levendig te houden. Dat levert alles samen een dikke vijftig minuten bijzonder mooie, Latijns geïnspireerde jazzmomenten op, waarbij nu eens de sax, dan weer de piano en heel af en toe zelfs de drums, het voorplan mogen bezetten, maar altijd geruggensteund worden door de straffe bassist, die Felipe Cabrera is. Misschien niet weggelegd voor jazz-leken, maar wie al eens een jazzplaatje durft op te leggen, zal met deze CD heel veel fijne momenten meemaken. Ik denk dat u het best begint bij “Lamento”, dan naar de titeltrack overstapt en uw kennismakingsrondje vervolledigt bij “Horns and Horses”: dan heeft u meteen een mooie dwarsdoorsnede van wat deze bijzonder fraaie CD zoal te bieden heeft. En de slotsom luidt hoe dan ook dat Cabrera zich hiermee echt vestigt als componist en niet langer enkel maar een sublieme bassist is. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||